De eerste nachten in een hotel vind ze altijd lastig, ze moet wennen aan de geluiden
aan de mensen en aan de te zachte of te harde hotelbedden.
Haar reis begint met een bezoek aan een hele oude stad, ze had er over gelezen maar inmiddels is ze al op zoveel plekken geweest waar oude Romeinse steden staan dat het haar niet zo heel veel meer doet. Ze vind het vaak een rommeltje. Ze loopt wat rond met de groep en bekijkt intussen de mensen die met haar mee reizen, ze ziet niets bijzonders als ze eerlijk is, het zijn van die 100 in een dozijn mensen. Ze beseft zich ineens dat zij zelf ook zo over zal komen, niemand weet haar ware missie, niemand weet wat haar verleden is. Zij komt over als een oude dame die op reis is naar een land dat ze niet kent maar wil leren kennen. Ze heeft natuurlijk boekjes meegenomen waarin van alles over het land staat. Ze kijkt wel haar ogen uit, zeker naar de mensen die er lopen van het land zelf. Ze houd zo wie zo haar ogen open omdat ze nooit weet wat er nog gaat komen. Inmiddels weet ze wel bijna zeker dat haar reisgenoten niet de dame bij zich hebben die ze moet zien te vinden. Haar blauwe hoed met witte roos zorgt ervoor dat ze goed zichtbaar is en er zijn al aardig wat opmerkingen over gemaakt door de andere reisgenoten. Het doet haar niets ze gaat gewoon haar gang en kijkt haar ogen uit.
Het tweede uitje die ze die week gaat maken trekt haar enorm, ze gaat naar klein Petra, daar heeft ze veel over gelezen en weet ook dat het daar bijzonder zal zijn. Terwijl de gids alles verteld over wat ze daar kunnen zien, de mensen aanraad om vooral als ze iets willen kopen het hier te doen en niet bij Petra zelf, omdat deze mensen het geld echt nodig hebben. De gids waarschuwt de mensen ook om niets van kinderen te kopen of ze geld te geven, dit omdat de kinderen naar school moeten gaan, maar dat dus niet doen omdat ze zo geld verdienen, als ze geen geld verdienen dan zullen ze uiteindelijk wel weer naar school gaan. Nu geven nog teveel toeristen geld aan deze kinderen, die kopen er allemaal snoep voor, en dus gaan ze niet naar school. Terwijl iedereen uit de bus stapt, loopt zij als laatste de kloof door, ineens hoort ze iemand roepen, het is duidelijk Nederlands, terwijl ze rond kijkt, of ze iemand ziet, beseft ze dat ze zich ineens wel heel erg laat kennen, ze besluit om door te lopen en te doen alsof ze niets heeft gehoord. Toch blijft het roepen doorgaan, iemand roept steeds: "Dame met de Blauwe hoed", zij weet als geen ander dat dit niet de afgesproken tekst is, waarom zou ze dan reageren. Terwijl ze doorloopt hoort ze voetstappen die naar haar toe hollen. Ze denkt dat haar laatste uur is geslagen, dit was niet de bedoeling. ze kijkt achterom en ziet een man aan komen rennen, hij blijft haar maar roepen, ze kijkt wanhopig om haar heen, waarom heeft ze ook niet beter opgelet waar haar groepsgenoten heen gingen, waarom loopt ze hier en is ze niet daar. Terwijl ze langzaam sneller begint te lopen, hoort ze de voetstappen dichter bij komen. Ze zet het bijna op een rennen, ze weet dat ze het kan, ze oefent niet voor niets elke dag stiekem in het park als ze zogenaamd een rondje loopt. Ze houd zich in, ze heeft haar handtas stevig vast en bedenkt dat ze er mee kan slaan en dan maar gillen of zo.
Plotseling voelt ze een hand op haar schouder, haar adem stokt in haar keel, ze kreunt licht, beseft dat ze door de mand is gevallen, en valt bijna van haar stokje. Ze draait zich langzaam om en ziet dan die man staan, met een grote lach om zijn mond, hij buigt voor haar en geeft haar haar witte roos aan die van haar hoed was gevallen, wat ze niet had gemerkt. In het Nederlands zegt hij nog: "Niet schrikken dame met de blauwe hoed, ik breng u alleen een roos die van u hoed is gevallen" Ze haalt opgelucht adem, lacht wat en zegt dan dat ze dankbaar is voor deze bloem en geeft deze man, die gebrekkig Nederlands spreekt een knuffel. Ze bedankt hem uitbundig, weet niet hoe vaak ze moet zeggen hoe dankbaar ze is, omdat ze weet dat als ze die witte roos kwijt was haar hele missie in de soep zou lopen, niemand zou haar dan herkennen en dan zou ze toch maar mooi met een groot probleem zitten als ze terug zou komen in Nederland, wie weet had ze dan nooit meer een opdracht mogen doen.
Ze loopt langzaam terug naar de bus, stapt in en kijkt eens rond, de meeste reisgenoten zijn er al dus ze kunnen naar het hotel waar ze de nacht door zullen brengen, de volgende dag staat Groot Petra op de rol, waar ze zoveel over heeft gehoord dat ze dat beslist wil zien. Terug in het hotel gaat ze nog wat eten, praat ze wat met de mensen van de groep en besluit om naar haar kamer te gaan, spullen in te pakken die ze nodig heeft de volgende dag klaar te leggen en te gaan slapen.
Als haar wekker afgaat beseft ze ineens dat het einde van de reis er aan zit te komen, nog maar een paar dagen en dan zit het er op. Petra, de woestijn en daarna nog naar de Dode zee en haar reis is klaar, maar ze heeft nog niet de vrouw gevonden die ze moet zien met de voor haar zo belangrijke informatie. Lichtelijk bezorgd kleed ze zich weer aan, in een nette lange, dunne broek, een t-shirt met korte mouwen, een sjaal en ja hoor haar blauwe hoed met de witte roos, die ze gisteravond extra vast heeft gestikt, op haar hoofd. Haar rugzak heeft ze nu maar mee, haar handtas vond ze te onhandig, een rugzak gaat beter omdat ze een heel stuk zal moeten lopen vandaag.
Ze schuift bij het ontbijt aan tafel bij een paar reisgenoten, praat wat over koetjes en kalfjes en gaat naar haar kamer om haar spullen in te pakken, haar koffer klaar te zetten voor het volgende hotel, loopt naar beneden en ziet dat men al klaar staat bij de bus om in te stappen om te gaan reizen naar Petra.
(morgen deel 4)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten