woensdag 24 december 2014

in al haar onschuld (deel 2)(een bijzonder kerstverhaal)

 
Als ze bij Schiphol aankomt, is het eerste wat ze moet doen zorgen dat ze haar rollator kwijt raakt.
Ze gebruikt deze alleen als dekmantel in het normale leven. Ze is nog behoorlijk goed ter been en loopt als het moet haar kleinkinderen er uit. Ze loopt even heel rustig Schiphol binnen, kijkt even rond of ze ook haar zoon ziet die werkzaam is op Schiphol.  Ze moet dan wegduiken weet ze maar gelukkig is hij er niet. Ze loopt met haar rollator naar een afgesproken plek, daar kan ze haar rollator laten staan en die word dan door iemand opgehaald en zodra ze weer terug is in Nederland zal hij weer op die plek staan met het cijferslotje wat ze nu ook heeft. Ze zet hem onopvallend neer, kijkt rond en loop het toilet in.. daar draait ze haar jas om zodat haar zwarte jas ineens eruit heel anders uit ziet met veel meer kleuren, nog even doet ze haar haar anders, pakt haar paspoort, en loopt naar de douane. Ze heeft al geleerd dat ze niet te opvallend moet doen, dus ze loopt heel gewoon door de douane, zorgt dat ze niet opvalt met al haar spullen en komt aan in het niemandsland. Al die winkels die ze nu ziet vind ze niet zo bijzonder, ze kent het al dus waarom nog iets kopen, dat komt wel als ze op de terugweg is.  Terwijl ze op Schiphol rondloopt te dwalen gaat ze langs de pinautomaat. Haar pasje dat ze heeft gekregen staat altijd genoeg geld op, zodat ze weet dat ze geld kan opnemen als ze dat wil. 
 
 Terwijl ze pint kijkt ze rond of ze ook mensen ziet die dezelfde reis als haar gaan maken,  plotseling ziet ze haar zoon door de brede gangen lopen op Schiphol. Ze weet niet hoe snel ze het dichtstbijzijnde toilet in moet hollen om te voorkomen dat hij haar ziet. Ze kan niet verklaren dat ze zonder rollator loopt, dus ze moet wel. Ze valt bijna in haar haast omdat de vloer zo glad is, maar hersteld zich en duikt het eerste beste wc hokje in en zakt op het toilet, ze zucht, dit had ze niet verwacht. Na een korte tijd gaat ze de toiletten uit en kijkt rond, gelukkig is nergens haar zoon te zien en ze loopt zo snel als ze kan naar de wachtplek voor haar vlucht naar Jordanië.
 
Het instappen gaat snel, voor ze het weet is het toestel opgestegen, ze zucht ze heeft het weer gered dit keer. Terwijl ze lekker in haar vliegtuig stoel zit, met een vlucht van 5 uur voor zich, zakt ze terug in gepeins, ze ziet het weer voor zich, haar man die ineens ziek werd en voor ze het wist onder haar handen de dood inging. Ze kon hem niet tegenhouden, ze wilde het graag, maar haar liefde voor hem was groot, heel groot en sterk maar de dood kon ze niet overwinnen. Binnen drie maanden was ze haar man kwijt, ze ziet hem nog steeds wegkwijnen in haar gedachten. Ze is trouw elke dag bij hem geweest terwijl hij in het ziekenhuis lag. Steeds ging ze, soms  alleen, soms met haar kinderen,  maar meestal met haar dochter die werkzaam was in Den Haag op de één of andere ministerie  die vrij had kunnen nemen en was dus veel bij haar om haar te helpen in die moeilijke tijd. Ze heeft toen hij zijn ogen sloot zich vreselijk eenzaam gevoeld. Het gat waar ze in terecht kwam was enorm diep, ze wist niet meer hoe ze de dagen door moest komen.
 
 Na een half jaar lag daar ineens een officieel uitziende brief van het ministerie van binnenlandse zaken. Deze brief was persoonlijk aan haar gericht en ze kreeg de vraag of ze misschien vanuit haar verleden bereid was om wat werk te verrichten. Als ze dit wilde moest ze naar het bankje gaan tegenover een verzorgingstehuis, het huis waar ze nu woont, dat leek haar toen der tijd een goede optie, om daar te gaan zitten en haar antwoord in een envelop onder de bank te plakken. Als ze het wilde doen zou ze er haar eerste opdracht vinden na een week. Ze glimlacht bij het idee, hoe veel spanning ze toen voelde, hoe ze zenuwachtig besloot het te doen. Ze zag het voor zich, weer in het verzet maar nu met een ander doel. Ze moest inlichtingen in een gesloten enveloppe ophalen in een land en deze meesmokkelen naar Nederland na haar reis en dan weer onder de bank plakken. Ze mocht echter nooit kijken wie de enveloppe ophaalde of ophing, dat was één van de voorwaarden. Ze weet nog dat ze helemaal weer in haar hum kwam, ze had weer een doel, ze mocht er met niemand over praten dus ze moest wel iets verzinnen om dit goed aan te pakken. Ze bedacht allerlei plannen om dit zo goed mogelijk te doen. Ze weet nog dat ze de eerste enveloppe kreeg, 5 jaar geleden, dat ze haar eerst opdracht kreeg, ze moest toen naar Turkije om daar een Nederlandse man te ontmoeten die haar een enveloppe mee zou geven met geheime informatie, dit moest ze meenemen en onder de bank plakken voor het verzorgingstehuis waar ze nu woont. Wat was ze bang en wat vond ze het spannend allemaal, ze heeft geen idee wat er gebeurt met de informatie die ze ophaalt maar ze weet wel dat ze belangrijk werk doet.  De blauwe hoed met witte roos, is een herkenbaarheid geworden voor haar. Ze weet dat elke contact persoon weet dat ze die hoed draagt, en zo vinden ze haar. Natuurlijk is die hoed alleen niet genoeg en is er per reis een code woord of zin   dat ze moet onthouden, dat ze moet noemen als ze word aangesproken door iemand over haar bijzondere hoed. Ze is elk reis weer benieuwd wat haar zal overkomen, wie ze zal ontmoeten.
 
Het vliegtuig begint aan de afdaling, ze doet haar gordel vast en wacht tot ze is geland. Op het vliegveld zal ze haar visum krijgen, zal ze de gids ontmoeten van de reis en de mensen van de groep voor het eerst zien. Ze heeft geen idee wie dat zijn, dat is voor haar volledig onduidelijk, maar ze weet zeker dat het weer een prachtig avontuur gaat worden voor haar zoals tot dusver elke reis dat is geweest.
 
Nog even dan is ze er echt, het vliegveld is er,  ze gaat naar het centrum van het vliegveld, krijgt de benodigde stempels en kan eindelijk in de bus stappen waar ze mee reist naar het hotel waar haar echte avonduur gaat beginnen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten