Ooit en vraag me niet wanneer ik begonnen met dit boek, het is voor mijn gevoel een eeuwigheid geleden. Ik ben een snel lezer maar dit boek, dat ik begon en meteen pakte het me, ik zat in de ban, maar het was een hele lange strijd voordat ik het uit had. Zelden heb ik me zo lang met een boek bezig gehouden. Het is een boek met een verhaal wat me wel pakt, maar net niet genoeg om het mee te nemen in de trein, op de wc en noem maar op, het leest en ik lees het en denk, okey Het puttertje komt er nog iets van een bijzonder plot, of is dit het, en het is inderdaad dit.. niks meer niks minder. Het boek is krachtig in je vast houden maar om nu te zeggen dat het boek mijn leven zinvol heeft verrijkt of dat ik ineens een stukje meer weet, nou nee, het is een knap geschreven boek, net als jaren geleden haar debuut roman, waar ik zulke goede herinneringen aan had, het tweede boek van haar heb ik niet gelezen, dat ligt nog ergens te verstoffen, het zien van het boek, dat ik bij de kringloop kocht voor nog geen euro, de omvang deed me de moet in de schoenen zinken, zeker als het ook nog is uitgevoerd in innie minie letters, die je met een loupe moet lezen.. kortom ik ben genezen van de literaire hoogstandjes van Donna, ik hoef ze niet meer.. al denk ik dat ik toch weer voor de boeg ga als ik hem weer kan krijgen als e reader zoals ik ook het puttertje heb gekregen, waarvoor mijn dank
Recensie van het boek:
De nieuwe Donna Tartt gaat over een schilderijenzwendel, maar is vooral een bespiegeling over de troost van de kunst
Donna Tartt is een auteur die de tijd neemt voor haar boeken. Toen tien jaar na haar succesrijke debuut The Secret History (1992) eindelijk de opvolger verscheen, The Little Friend, berekende New York Magazine pesterig dat de schrijfster in die jaren een dagproductie van 47 woorden moet hebben gehad.
Goed nieuws: de afgelopen elf jaar heeft Tartt dat gemiddelde weten op te trekken tot 79 woorden. Haar maandag verschijnende Het puttertje - een maand eerder dan het Engelstalige origineel The Goldfinch - telt dan ook 925 pagina's.
De roman begint in Amsterdam. Het is Kerstmis en de 27-jarige hoofdpersoon Theo Decker bevindt zich doodziek, rillend van de koorts, in een hotelkamer (we herkennen het 'schrijvershotel' Ambassade, dat ook in Tartts dankwoord wordt genoemd). Het is duidelijk dat kort tevoren een niet nader gepreciseerde dramatische gebeurtenis heeft plaatsgevonden.
Nadat in een ijldroom zijn moeder is verschenen, voert Theo's herinnering de lezer veertien jaar terug in de tijd. Samen met zijn moeder, die kunstgeschiedenis heeft gestudeerd, bezoekt hij in het Metropolitan Museum of Art de tentoonstelling 'Noordelijke meesterwerken uit de Gouden Eeuw'.
Daar voert zijn moeder hem mee naar wat voor haar het absolute hoogtepunt van de tentoonstelling is: 'Het puttertje', een klein, schijnbaar eenvoudig schilderij van een distelvink. 'Fabritius maakt hier iets duidelijk wat hij helemaal zelf ontdekt had, wat geen schilder ter wereld vóór hem wist, zelfs Rembrandt niet.'
De moeder verklaart haar nieuwsgierig makende opmerking niet nader. Wel weidt ze uit over het feit dat Fabritius in hetzelfde jaar dat hij 'Het puttertje' schilderde om het leven kwam, toen er in zijn woonplaats Delft een kruitfabriek ontplofte.
Niet veel later, als zijn moeder verderop in het museum een Rembrandt is gaan bekijken, klinkt er een oorverdovende knal: een bomaanslag, zo zal later duidelijk worden. Een misverstand te midden van alle chaos en paniek leidt er uiteindelijk toe dat Theo 'Het puttertje' van de wand haalt en het zonder kwade bedoelingen in zijn tas stopt. Dan ontvlucht hij de plek des onheils.
Het duurt enige tijd voordat duidelijk wordt dat Theo's moeder bij de aanslag is overleden. Omdat zijn vader er een jaar eerder met onbekende bestemming vandoor is gegaan, wordt hij aanvankelijk opgevangen door de rijke ouders van wat ooit een schoolvriendje was. Als op een gegeven moment Theo's vader en diens nieuwe vriendin hem komen claimen, verhuist Theo van New York naar Las Vegas, waar Decker senior de kost verdient met kaarten, gokken en tal van duistere praktijken.
De kleine tweehonderd pagina's die Tartt besteedt aan Theo's tijd in Las Vegas behoren tot de enerverendste en onderhoudendste van de roman. Op overtuigende wijze beschrijft ze het bestaan in de 'hete minerale leegte' van deze woestijnstad, met name het deel buiten de hotels en gokcentra van The Strip. Geen glitter en glamour, in dit 'andere' Vegas, maar het prozaïsche en vaak marginale bestaan van gelukszoekers, outcasts en hedonisten.
Hier raakt Theo bevriend met Boris, oorspronkelijk afkomstig uit Oekraïne, maar door het werk van zijn alcoholistische en gewelddadige vader feitelijk een wereldburger. De energieke en onverschrokken Boris is een prachtige creatie, net als trouwens Theo's onbetrouwbare vader.
Zonder ouders die zich iets van hen aantrekken, ontwikkelen Theo en Boris zich tot steeds zwaarder drinkende en drugs gebruikende straatschoffies, die vooral via winkeldiefstal aan de kost komen.
Door een samenloop van omstandigheden belandt Theo uiteindelijk weer in New York. Al die tijd is hij, zonder dat iemand het wist, in het bezit gebleven van het beroemde schilderij van Fabritius. Een gegeven dat hem uiteindelijk ernstig in de problemen zal brengen.
Pas op tweederde van de omvangrijke roman verschuift de focus opnieuw naar 'Het puttertje'. Theo komt in contact met duistere figuren, er worden geheimzinnige deals gesloten, geweld dreigt.
De echte kracht van Het puttertje ligt niet in de plot. Sommige verwikkelingen doen geforceerd aan, toeval speelt een grotere rol dan je zou wensen, de geloofwaardigheid staat nu en dan onder druk. Bovendien bewandelt ze een rijkdom aan zijpaden.
Daar staat een prachtige, regelmatig flonkerende stijl tegenover. Theo noemt de 'vriend' bij wie hij in huis woont vilein 'een computerprogramma dat menselijke emotie nabootst' en 'een planeet zonder atmosfeer', heroïne is 'tumult op witte vleugels' en als het december is, werpt 'de lage zon het zwakke vagevuurlicht van een Duitse operavoorstelling'.
Het ware hart van deze roman zijn de intrigerende bespiegelingen over het schilderij uit de titel. Bovendien lijkt Tartt de visie die ze haar personages over 'Het puttertje' te berde laat brengen op een heel geraffineerde wijze in de structuur van haar boek te hebben verwerkt.
Een van de fascinerende zaken aan 'Het puttertje' is dat de geketende distelvink van afstand bekeken zeer natuurgetrouw aandoet. Maar als je het schilderij van dichtbij bekijkt, 'valt het in penseelstreken uiteen, wordt het abstract, heel onaards'.
Fabritius heeft het niet 'obsessief natuurgetrouw' geschilderd (zoals collega's als Claesz en Van Hoogstraten zouden hebben gedaan), maar in enkele krachtige penseelstreken een vogel neergezet. Zo ontstaat 'een veel intensere vorm van schoonheid. Iets en tegelijkertijd niet dat iets.'
Het idee dat twee schijnbaar tegengestelde zaken - 'abstract' en 'natuurgetrouw', 'iets' en 'niet iets' - tegelijk kunnen bestaan, afhankelijk van het perspectief, de afstand, komt terug in een redenering over 'goed' en 'kwaad' van Boris, tegen het eind van het boek en opnieuw in een terugblik van Theo zelf, op de allerlaatste bladzijden.
Ook verteller Theo biedt ons twee perspectieven. In het ene - als hij dicht bij zijn dagelijks handelen blijft - is hij een onprettige opportunist. Dan lezen we een bildungsroman met kunstzwendel als verhalend element. Maar in Theo's bespiegelingen - als hij afstand neemt - betoont hij zich een intrigerende denker. Dan spreekt hij over 'de polychrome grensstreek tussen waarheid en onwaarheid', 'het magische punt waarop elk idee en zijn tegendeel even waar zijn': de plek, meent hij, waar kunst en magie bestaan.
En die kunst, die magie, overstijgt de dood. Dit gegeven wordt belichaamd door het schilderij van Fabritius, dat Tartt waarschijnlijk, net als diverse van haar personages, tot de grootste kunstwerken uit de geschiedenis rekent.
Het puttertje is een roman van wisselende snelheden: sommige delen lezen als een trein, bij andere vraagt de auteur concentratie en geduld. Een rijk boek, dat vooral beklijft als een indrukwekkende bespiegeling over verdriet en troost. En over de cruciale, tijdloze rol van kunst daarin.
Goed nieuws: de afgelopen elf jaar heeft Tartt dat gemiddelde weten op te trekken tot 79 woorden. Haar maandag verschijnende Het puttertje - een maand eerder dan het Engelstalige origineel The Goldfinch - telt dan ook 925 pagina's.
De roman begint in Amsterdam. Het is Kerstmis en de 27-jarige hoofdpersoon Theo Decker bevindt zich doodziek, rillend van de koorts, in een hotelkamer (we herkennen het 'schrijvershotel' Ambassade, dat ook in Tartts dankwoord wordt genoemd). Het is duidelijk dat kort tevoren een niet nader gepreciseerde dramatische gebeurtenis heeft plaatsgevonden.
Nadat in een ijldroom zijn moeder is verschenen, voert Theo's herinnering de lezer veertien jaar terug in de tijd. Samen met zijn moeder, die kunstgeschiedenis heeft gestudeerd, bezoekt hij in het Metropolitan Museum of Art de tentoonstelling 'Noordelijke meesterwerken uit de Gouden Eeuw'.
Daar voert zijn moeder hem mee naar wat voor haar het absolute hoogtepunt van de tentoonstelling is: 'Het puttertje', een klein, schijnbaar eenvoudig schilderij van een distelvink. 'Fabritius maakt hier iets duidelijk wat hij helemaal zelf ontdekt had, wat geen schilder ter wereld vóór hem wist, zelfs Rembrandt niet.'
De moeder verklaart haar nieuwsgierig makende opmerking niet nader. Wel weidt ze uit over het feit dat Fabritius in hetzelfde jaar dat hij 'Het puttertje' schilderde om het leven kwam, toen er in zijn woonplaats Delft een kruitfabriek ontplofte.
Niet veel later, als zijn moeder verderop in het museum een Rembrandt is gaan bekijken, klinkt er een oorverdovende knal: een bomaanslag, zo zal later duidelijk worden. Een misverstand te midden van alle chaos en paniek leidt er uiteindelijk toe dat Theo 'Het puttertje' van de wand haalt en het zonder kwade bedoelingen in zijn tas stopt. Dan ontvlucht hij de plek des onheils.
Het duurt enige tijd voordat duidelijk wordt dat Theo's moeder bij de aanslag is overleden. Omdat zijn vader er een jaar eerder met onbekende bestemming vandoor is gegaan, wordt hij aanvankelijk opgevangen door de rijke ouders van wat ooit een schoolvriendje was. Als op een gegeven moment Theo's vader en diens nieuwe vriendin hem komen claimen, verhuist Theo van New York naar Las Vegas, waar Decker senior de kost verdient met kaarten, gokken en tal van duistere praktijken.
De kleine tweehonderd pagina's die Tartt besteedt aan Theo's tijd in Las Vegas behoren tot de enerverendste en onderhoudendste van de roman. Op overtuigende wijze beschrijft ze het bestaan in de 'hete minerale leegte' van deze woestijnstad, met name het deel buiten de hotels en gokcentra van The Strip. Geen glitter en glamour, in dit 'andere' Vegas, maar het prozaïsche en vaak marginale bestaan van gelukszoekers, outcasts en hedonisten.
Hier raakt Theo bevriend met Boris, oorspronkelijk afkomstig uit Oekraïne, maar door het werk van zijn alcoholistische en gewelddadige vader feitelijk een wereldburger. De energieke en onverschrokken Boris is een prachtige creatie, net als trouwens Theo's onbetrouwbare vader.
Zonder ouders die zich iets van hen aantrekken, ontwikkelen Theo en Boris zich tot steeds zwaarder drinkende en drugs gebruikende straatschoffies, die vooral via winkeldiefstal aan de kost komen.
Door een samenloop van omstandigheden belandt Theo uiteindelijk weer in New York. Al die tijd is hij, zonder dat iemand het wist, in het bezit gebleven van het beroemde schilderij van Fabritius. Een gegeven dat hem uiteindelijk ernstig in de problemen zal brengen.
Pas op tweederde van de omvangrijke roman verschuift de focus opnieuw naar 'Het puttertje'. Theo komt in contact met duistere figuren, er worden geheimzinnige deals gesloten, geweld dreigt.
De echte kracht van Het puttertje ligt niet in de plot. Sommige verwikkelingen doen geforceerd aan, toeval speelt een grotere rol dan je zou wensen, de geloofwaardigheid staat nu en dan onder druk. Bovendien bewandelt ze een rijkdom aan zijpaden.
Daar staat een prachtige, regelmatig flonkerende stijl tegenover. Theo noemt de 'vriend' bij wie hij in huis woont vilein 'een computerprogramma dat menselijke emotie nabootst' en 'een planeet zonder atmosfeer', heroïne is 'tumult op witte vleugels' en als het december is, werpt 'de lage zon het zwakke vagevuurlicht van een Duitse operavoorstelling'.
Het ware hart van deze roman zijn de intrigerende bespiegelingen over het schilderij uit de titel. Bovendien lijkt Tartt de visie die ze haar personages over 'Het puttertje' te berde laat brengen op een heel geraffineerde wijze in de structuur van haar boek te hebben verwerkt.
Een van de fascinerende zaken aan 'Het puttertje' is dat de geketende distelvink van afstand bekeken zeer natuurgetrouw aandoet. Maar als je het schilderij van dichtbij bekijkt, 'valt het in penseelstreken uiteen, wordt het abstract, heel onaards'.
Fabritius heeft het niet 'obsessief natuurgetrouw' geschilderd (zoals collega's als Claesz en Van Hoogstraten zouden hebben gedaan), maar in enkele krachtige penseelstreken een vogel neergezet. Zo ontstaat 'een veel intensere vorm van schoonheid. Iets en tegelijkertijd niet dat iets.'
Het idee dat twee schijnbaar tegengestelde zaken - 'abstract' en 'natuurgetrouw', 'iets' en 'niet iets' - tegelijk kunnen bestaan, afhankelijk van het perspectief, de afstand, komt terug in een redenering over 'goed' en 'kwaad' van Boris, tegen het eind van het boek en opnieuw in een terugblik van Theo zelf, op de allerlaatste bladzijden.
Ook verteller Theo biedt ons twee perspectieven. In het ene - als hij dicht bij zijn dagelijks handelen blijft - is hij een onprettige opportunist. Dan lezen we een bildungsroman met kunstzwendel als verhalend element. Maar in Theo's bespiegelingen - als hij afstand neemt - betoont hij zich een intrigerende denker. Dan spreekt hij over 'de polychrome grensstreek tussen waarheid en onwaarheid', 'het magische punt waarop elk idee en zijn tegendeel even waar zijn': de plek, meent hij, waar kunst en magie bestaan.
En die kunst, die magie, overstijgt de dood. Dit gegeven wordt belichaamd door het schilderij van Fabritius, dat Tartt waarschijnlijk, net als diverse van haar personages, tot de grootste kunstwerken uit de geschiedenis rekent.
Het puttertje is een roman van wisselende snelheden: sommige delen lezen als een trein, bij andere vraagt de auteur concentratie en geduld. Een rijk boek, dat vooral beklijft als een indrukwekkende bespiegeling over verdriet en troost. En over de cruciale, tijdloze rol van kunst daarin.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten